Begeleiding

Elk probleem is anders en elk individu is uniek. De therapeut gaat daarom op zoek naar de begeleiding die bij de cliënt past. Elke therapie is een begeleiding op maat. De meeste kinderen, jongeren of volwassenen komen één uur of tweemaal een half uur per week naar Puzzel. Als meerdere begeleidingen bij verschillende therapeuten noodzakelijk zijn, worden deze op elkaar afgestemd.

Psychologische begeleiding

Faalangst

Op basis van een concrete vraag van de ouders of de jongere zelf wordt aan de storende aspecten van faalangst gewerkt. Een faalangsttraining is individueel en steunt op twee belangrijke pijlers. Ten eerste leert het kind of de jongere zich te relaxeren in stress-situaties. Zo kan een situatie op een realistische manier beoordeeld worden. Ten tweede worden de gedachten, die de faalangstsymptomen veroorzaken, gecorrigeerd. Dit houdt onder andere in: het leren stellen van realistische doelstellingen, efficiënt plannen, inschatten van en omgaan met feedback,… .

Andere psychologische begeleidingen

Een aantal kinderen met leerproblemen kampt met psychologische problemen. Het kan gaan om angst, depressie, ADHD, autisme, moeilijkheden met sociale vaardigheden, … . Op basis van een belevingsonderzoek wordt een toegangspoort gezocht om aan deze problemen te werken. Tijdens de begeleidingen worden er individuele gesprekken gevoerd met het kind of de jongere, er wordt gewerkt met opdrachten, boeken, korte huiswerkopdrachten, spel,…

Ouderbegeleiding

Elke ouder kent zijn kind het best. Wanneer er sprake is van een bepaalde problematiek is het belangrijk dat de ouders zich goed geïnformeerd voelen. Ouders kunnen bij Puzzel terecht voor informatie en ondersteuning. Tijdens een ouderbegeleiding wordt samen bekeken hoe om te gaan met bepaalde moeilijkheden. Elke ouder heeft immers een grote impact op zijn/haar kind én andersom. Via voorbeelden, oefeningen en het bespreken van het beïnvloedingsproces tussen ouders, kinderen en de omgeving, leren we een aantal strategieën om met bepaald gedrag om te gaan.

Taal

Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis beheersen één of meerdere aspecten van het Nederlands onvoldoende. Het gaat hier om de mondelinge taalvaardigheid van een kind die zich grotendeels ontwikkelt in de eerste tien levensjaren en niet om de vaardigheden die een kind in de lagere school aangeleerd krijgt binnen het vak “taal” (zoals zinsontleding, woordleer, …). De taalontwikkeling wordt stapsgewijs opgebouwd in de begeleiding.

Articulatie: fonologisch

Bij fonologische articulatieproblemen wordt er gewerkt rond de vereenvoudigingsprocessen die deze kinderen hardnekkig blijven toepassen. Er wordt hen aangeleerd om complexere talige structuren te hanteren.

Articulatie: fonetisch

De volgorde waarin de klanken worden aangeleerd, is gebaseerd op de normale spraakontwikkeling. De klanken worden op verschillende niveaus ingeoefend: klankniveau, syllabisch niveau, woordniveau, zinsniveau en spontane spraak. Binnen deze niveaus oefenen we de klank in het begin, in het midden en op het einde van een woord.

OMFT

Tijdens de oromyofunctionele therapie wordt er gewerkt rond het verstoord evenwicht in het functioneren van de spieren in en rond de mond. Daarbij is er ook aandacht voor de correcte tongplaatsing en een juiste sliktechniek.

Lezen

De leesbegeleiding kan opgesplitst worden in 2 deelaspecten, namelijk het technisch en het begrijpend lezen. Afhankelijk van de gehanteerde leesstrategie, radend, spellend of gemengd, wordt een individueel handelingsplan opgesteld.

Spelling

Afhankelijk van de resultaten van het spellingonderzoek wordt er eerst aandacht besteed aan de basisvaardigheden nodig voor een adequate spelling, onder andere de klank-tekenkoppeling (de verbinding maken tussen een klank en het teken dat daarmee overeen komt). Verder zijn er visuele (het verschil zien tussen tekens) en auditieve vaardigheden (het verschil horen tussen klanken) nodig om correct te kunnen schrijven.

Indien de basisvaardigheden voldoende verworden zijn, wordt er gewerkt aan de spellingregel en onthoudwoorden. Deze worden op woord- en zinsniveau ingeoefend en nadien trachten we de transfer te maken naar andere oefeningen en spontaan schrijven.

Rekenen

Tijdens de rekenbegeleiding wordt er vertrokken vanuit de vastgestelde problemen. Initieel wordt er dus op maat van het kind gewerkt waarbij de leerstof logisch en in kleine stappen wordt opgebouwd. Per rekenvaardigheid wordt er op verschillende terreinen gewerkt: inzicht, efficiënte strategieën aanleren, automatisatie optimaliseren en probleemoplossend denken. Daarnaast komt ook de leerstof van het klasniveau aan bod.

Studiebegeleiding

Zelfinstructietraining

Kinderen maken fouten omdat ze te impulsief werken, de opdracht niet goed lezen, niet aandachtig zijn, onnauwkeurig werken, zichzelf niet controleren. In deze begeleiding leren ze zichzelf instructies geven om zo hun probleemoplossende vaardigheden te vergroten. De training is gebaseerd op de vierstappenmethode van Meichenbaum (de 4 beertjes). Kinderen leren eerst na te denken (wat moet ik doen?, hoe ga ik het doen?), vooraleer ze een handeling uitvoeren. Ze leren ook zichzelf corrigeren.

Studiebegeleiding

Bij een aantal leerlingen verloopt het leren en studeren zo moeilijk dat ze hun motivatie verliezen, slechte resultaten behalen, veel te lang achter hun boeken zitten met een teleurstellend resultaat of veel te weinig studeren. Daarom wordt gezocht naar een passende studiemethode. Een kerngedachte hierbij is dat elke leerling beschikt over een persoonlijke denk- en leerstijl, die verder uitgebouwd kan worden. Daarnaast kunnen verschillende onderwerpen aan bod komen: aantekeningen maken, schema’s en samenvattingen maken, efficiënt de les volgen, een planning opstellen, volgen, aanpassen en evalueren, teksten studeren en zichzelf controleren. Het doel van deze begeleiding is zelfstandig en efficiënt studeren. In de mate van het mogelijke wordt er gewerkt met eigen lesmateriaal. De jongere dient dit zelf mee te brengen naar de begeleiding.

Studiebegeleiding in de examenperiode

Wanneer de examenperiode dichterbij komt, breekt voor veel ouders en hun studerende kinderen een spannende periode aan. Puzzel biedt gedurende deze weken ondersteuning aan.

Studiebegeleiding voor een bepaald vak.

In functie van een moeilijk vak kan de student zelf kiezen wanneer hij komt voor een individuele studiebegeleiding. Hij kan in de namiddag voor het examen naar Puzzel. Het is ook mogelijk op vrijdagnamiddag een vak door te nemen dat de week erop moet gekend zijn.

Studienamiddagen.

Tijdens deze namiddagen wordt in kleine groep de planning van de namiddag en avond bekeken. Er kan ingegaan worden op aanpak en methodiek van het specifieke vak waarvan er examen is. Er wordt verwacht dat de jongere voorziet in al zijn studiemateriaal (handboek, werkboek, schrijfgerief, markeerstiften, atlas, geodriehoek, passer,….). Deze namiddagen worden telkens georganiseerd van 13.30 tot 17u. Je kan voor één of meerdere namiddagen inschrijven. Kostprijs: 46 euro/namiddag. 10% reductie voor een tweede of volgende kind uit een gezin

Psychomotorische begeleiding

Psychomotorische therapie is een behandelingsvorm waarbij er gewerkt wordt rond de basisvaardigheden in de ontwikkeling van een kind. Daarbij gaan we uit van de wisselwerking tussen het denken en voelen (psyche) en het bewegen (motoriek).

Tevens wordt tijdens een psychomotorische begeleiding het kind steeds aangeleerd te denken en handelen volgens een probleemoplossende wijze, rekening houdende met de nodige gedragsmatige aspecten. In die zin richt de psychomotorische therapie zich ook op aspecten als werkhouding, aandacht en concentratie, faalangst en het ontwikkelen van een adequate denk- en leerstijl. Zo kunnen bepaalde oefeningen gegeven worden die het kind leren om nauwkeurig en accuraat te zijn, informatie duidelijk en volledig op te nemen, impulsiviteit af te remmen, systematisch te werken, enz.

Binnen de psychomotorische therapie worden motivatie en plezierbeleving in het leren vooropgesteld. Er wordt steeds op een kindvriendelijke manier gewerkt aan de tekortkomingen van het kind. Dit gebeurt vaak aan de hand van spel- en bewegingsopdrachten.

Lichaamsbesef en grove motoriek

Onder lichaamsbesef verstaan we het kennen en bewust worden van je lichaamsdelen, houdingen en bewegingen. Dit is nodig om correct te kunnen bewegen. Een aantal motorische vaardigheden die voor de kinderen nog moeilijk zijn of onvoldoende geautomatiseerd zijn, worden aangeleerd of verder ingeoefend. Ook kunnen bewegingsopdrachten gegeven worden om het bewegingspatroon, het evenwicht, de coördinatie en de bewegingscontrole te verbeteren. Het kind zal hierdoor in het dagelijks leven gemakkelijker functioneren en minder problemen ondervinden van zijn ‘onhandigheid’.

Fijne motoriek en schrijfmotoriek

Bij een goede fijne motoriek verlopen de bewegingen van armen, handen en vingers soepel en zijn deze goed op elkaar afgestemd. De handontwikkeling, vingerdifferentiatie en samenwerking tussen de handen kunnen specifiek gestimuleerd worden aan de hand van speelse oefeningen en opdrachten aangepast aan de noden van het kind.

Bij schrijfmotorische problemen wordt een goede schrijfhouding en pengreep aangeleerd. Via schrijfpatronen wordt een vlotte beweging van elleboog, pols en vingers ingeoefend. Bij het handschrift zelf wordt er onder andere gewerkt aan een duidelijke lettervorming en letterverbinding, regelmatigheid en vloeiendheid.

Visuele waarneming en visuomotoriek

Onhandigheid gaat vaak gepaard met verkeerd of vertraagd waarnemen. We moeten kunnen interpreteren wat we zien en onze beweging hier ook op afstemmen. Sommige kinderen vinden het ook moeilijk om verschillen in richting of details op te merken en kunnen daardoor soms niet goed het onderscheid maken tussen verschillende letters.

Ruimtelijk inzicht

Ruimtelijke inzicht hebben we niet alleen nodig om de weg te vinden of een plan goed te kunnen volgen. Ook bij rekenen en meetkunde hebben we voldoende ruimtelijk inzicht nodig om dit goed te kunnen begrijpen. In de psychomotorische therapie verkennen we de ruimte rondom ons door ons er aanvankelijk fysiek in te bewegen. Al doende wordt de link gelegd naar kennis en toepassingen van de verschillende ruimtebegrippen. In een later stadium kan het kind ook gestimuleerd worden in zijn ruimtelijk inzicht op voorstellingsniveau; bv. leren werken met coördinaten (en toepassingen hiervan zoals het honderdveld), de link leren leggen tussen blokkenconstructies en hun grondplannen en aanzichten, enz.

Lateralisatie

Lateralisatie is een complex proces dat zich afspeelt in onze hersenen waarbij onze twee hersenhelften leren samenwerken. Dit proces zorgt er o.a. voor dat we een voorkeurskant ontwikkelen en een vaste werkrichting kunnen aanhouden. Kinderen met een onduidelijke handvoorkeur kunnen via oefeningen begeleid worden in de keuze van hun schrijfhand.

Relaxatie

Als leren niet vanzelf gaat, treden er vaak spanningssymptomen op en kan er faalangst ontstaan. Kinderen kunnen op uiteenlopende wijzen reageren: impulsief, overbeweeglijk, teruggetrokken, agressief, verkrampt, onzeker, hoofdpijn, buikpijn, … .Via relaxatietechnieken leren ze hoe ze hun spanning kunnen reguleren zodat ze meer greep krijgen op zichzelf

Bij het leren van Frans, Engels, … kunnen heel wat problemen opduiken. De begeleiding vreemde talen richt zich op de uitspraak, woordenschat, zinsbouw, lezen en spelling van de vreemde taal. Er wordt gewerkt met leerstof uit de klas. Grammaticaregels worden op een zo een eenvoudig mogelijk wijze uitgelegd. De therapeut begeleidt het instuderen van de woordenschat en er worden overzichtsschema’s opgesteld. De begeleiding is in het Nederlands.